Alhoewel Coronationstreet uit de gelijknamige tv-serie zich in de Granada TV-studio bevond, zijn de echte achterbuurten – nog steeds – volop aanwezig in Groot Brittannië. Vuil geworden en vervallen bakstenen gevelfronten van lage rijtjeswoningen met soms prachtige 19 eeuwse ornamentiek verhalen over de teloor gegane voornemens om de arbeidersklasse fatsoenlijk te huisvesten. Friederich Engels schreef er lang gelden over en nog steeds is het kwantitatieve en kwalitatieve woningvraagstuk gigantisch.
Het inhuren van geëngageerde architecten voor vervangende nieuwbouw leidt weliswaar tot een andere architectuur maar de woningen blijven klein en de technische uitvoering is miserabel. Het project Green Lane Triangle in Birkenhead met 57 woningen van het Nederlandse Biq laat dat helder zien. Een geïnterviewde bewoonster zei het helder: de architect heeft zijn werk goed gedaan, maar de aannemer heeft het verziekt, gelegitimeerd door de ontwikkelaar.
Wat verderop is al sinds 1840 de moeder aller tuindorpen te zien: Port Sunlight, gebouwd door een bevlogen fabrikant (Lever), 500 woningen in een dichtheid van 17 woningen/ha. De 25 architecten die daaraan werkten, zijn er wonderwel in geslaagd eenheid en verscheidenheid te combineren. Alle voorzieningen voor dit dorp zijn meegebouwd en de staat van onderhoud is nog perfect, ook het overdadige groen ziet er fantastisch uit. Dit ondanks het feit dat het beheer niet meer bij het bedrijf ligt, de woningen zijn vrij op de markt verhandelbaar, maar de spelregels van de VVE zijn dusdanig succesvol dat het geheel nog gaaf is.
Ontwikkelaar Urban Splash heeft een vergelijkbare en actuele prestatie geleverd in Salford. In de tot dat moment beruchte wijk Langworthy bevindt zich het project Chimneypot Park. 2,5 ha met 9 Victoriaanse woningblokken waarin 418 woningen zijn getransformeerd – lees nieuw gebouwd met behoud van voorgevel. Architect is SKEDKM uit Liverpool. Het project heeft diverse prijzen ontvangen, zowel in de ontwerpfase als na oplevering en dat is terecht, ook met Nederlandse ogen gezien.
Een aantal uiterlijke zaken vallen het eerst op bij een projectbezoek. De gevels zijn voorzichtig gereinigd en zien er fantastisch uit, met hun helder rode baksteen, dunne voegen en terra cotta versieringen. Op de met lei gedekte daken staan driehoekige lichthappers, de enige moderne toevoeging die vanaf de openbare weg zichtbaar is. De lichthappers combineren wonderwel met de frisse oude gevels, mede dankzij het kleurenpallet in grijzen. Deze eenvoudige maar zeer pregnante uitstulpingen geven het straatbeeld precies die swung om in deze tijd te belanden.
Groter nog is de verrassing op de kop van de blokken. Daar is de typologische wijziging te zien. De aan elkaar grenzende achtertuinen met het bekende bric-à-brac aan bouwsels zijn vervangen door overdekt parkeren met daarboven de woninguitbreiding en tuinen boven de geparkeerde auto’s. Op zich niet nieuw, maar de wijze waarop deze ingreep gecombineerd is met de Victoriaanse blokken en de kwaliteit van dit groene woondek maken het tot een bijna schokkende ervaring.
Nu, na een jaar bewoning, ziet het geheel er nog als nieuw uit, op enkele zaken na die niet zijn uitgevoerd volgens plan. Zo zouden de kopgevels met door en door gekleurd stuc afgewerkt worden, het werd echter grijze verf op witte stuc waardoor beschadigingen goed zichtbaar zijn. Nergens zijn individuele toevoegingen te zien, zo kenmerkend voor de Nederlandse woningbouw; tussen de woonterrassen staan de door de ontwerper bedachte bamboeschermen en de forse bloembakken langs het pad tussen die terrassen hebben nog hun oorspronkelijke beplanting. Nu is dat niet uitsluitend te danken aan de beheersing van de bewoners van deze koopwoningen, maar zeker ook aan de grote aandacht die is besteed aan het beheer. De woningen zijn verkocht op erfpachtgrond, de gemeenschappelijke onderdelen en het groen (ook de daktuinen) zijn in gemeenschappelijk beheer, de beheerder woont in de wijk en is daar ook constant zichtbaar aanwezig. In gesprekken met deze beheerder, de ontwikkelaar en de architect bleek dat men goed beseft dat deze aanpak cruciaal is voor het behoud van de kwaliteit, zeker bij deze hoge dichtheid. De woningen waren allemaal verkocht op de dag dat ze op de markt kwamen! De prijs was 100.000 pond, exclusief erfpachtcanon en servicelasten.
Wat ook bijzonder is ten opzichte van de Nederlandse situatie is het interieur. Vanwege het woondek op de eerste verdieping wordt er beneden geslapen. De kap is opgewerkt om meer ruimtelijkheid op de woonverdieping te verkrijgen.
In het oorspronkelijke bouwplan zouden uitsluitend de gevels gehandhaafd blijven met erachter een gestandaardiseerd nieuwbouwpakket. Het eerste proefblok dat (nog) niet is afgebouwd laat het stalen skelet nog zien. De maatverschillen bleken echter zodanig groot te zijn dat overgegaan is op de doos in doos constructie met behoud van de bouwmuren.
De materiaaltoepassing en vormgeving van het interieur is zeer uitzonderlijk, zeker in deze prijsklasse: Corian aanrechtbladen, in de vloer verzonken bad in de prefab badkamer, de glazen balustrades binnen en buiten, het ultramoderne sanitair, de prachtige open trap, de strakke radiatoren, enz. Maar bovenal de ruimtelijkheid in deze kleine woningen geeft vorm aan een modern leven; een kwaliteit waar de Nederlandse woningbouwarchitect alleen maar van durft te dromen.
Conclusie: de vooroordelen over de belabberde staat van de Britse volkshuisvesting kunnen worden bijgesteld. Met Chimneypot Park is door ontwikkelaar en architect aangetoond dat het mogelijk is voor de kleine beurs en in hoge dichtheid woningen te herontwikkelen met een zeer hoge kwaliteit en met een aanzet tot een nieuwe collectiviteit, iets dat hard nodig is in deze wijken. Dat hiertoe niet alleen een adequaat ontwerp nodig is maar ook een stevig en betrokken beheer is niet meer dan vanzelfsprekend, maar ook dat is in Nederland zeker geen gemeengoed.